DE TEELT VAN WORTELEN EN UIEN IN HONDERD JAAR VERANDERD
Deze twee gewassen werden tot ongeveer 1970 in kleine oppervlaktes geteeld, meestal op de wat lichtere gronden. De onkruidbestrijding die met handwerk gebeurde nam vele uren in beslag. De winterbewaring gebeurde in de”uienren”, die gemaakt werd met grote palen van ongeveer twee meter beven de grond en een meter breed. Aan de zijkanten werd vrij zwaar gaaswerk gespannen. De uien werden er langs boven ingestort en daarna kwam er een dak op van dikwijls oude golfplaten. Nadat ze met de hand getrokken waren lag en ze een poos op het land te drogen, voor ze in die ren gingen. In enkele rennen lag een vloer in, maar de meesten zonder, dus gewoon op de grond.
Bij langdurende vorst bevroren ze wel, maar wanneer je ze liet ontdooien in rust herstel den ze zich weer. Na de komst van de machines om de uien te machinaal te kunnen rooien en een goede chemische onkruidbestrijding en ziekten, was voor deze teelt bijna geen hand werk meer nodig. Vanaf die tijd werden de uien in veel grotere oppervlaktes geteeld, en was het voor veel boeren een poot van hun teeltplan elk jaar. De bewaring gebeurde nu in bewaarplaatsen en schuren, met mechanische droging en koeling. Ook het oprapen op het land gebeurde machinaal, los op de wagens naar de bewaring. Bij dit gewas verdween het handwerk totaal en kon het met grote oppervlaktes gebeuren. De financiële opbrengst kan heel veel verschillen per jaar, van heel veel tot totaal niet verkoopbaar. De boeren gaan na een goed financieel jaar van een product de markt achterna zaaien, dit gebeurt nog al eens met de uien. Dat kan per jaar heel veel schelen van heel duur naar de andere kant, totaal waardeloos. Ik ga u zo twee gevallen noemen, die dat aan de lijve ondervonden hebben. Het is nu wel ruim vijftig jaar geleden.
Het eerste geval was een man, geen boer, maar nauw bij de landbouw betrokken. Hij had een halve h.a grond tot zijn beschikking. Na zo een duur uienjaar zei hij, nu weet ik hoe het moet. Het volgend jaar bezaai ik mijn geheIe perceel met uien. Dat zal dan flink wat geld in het laatje brengen. Hij liet een bevriende boer het product zaaien met zijn materiaal en paarden en hield ze zelf samen met zijn vrouw het gehele jaar onkruidvrij.
In het najaar was de prijs erg laag, daar verkocht hij niet voor. Dat hield in dat hij ze zelf moest gaan bewaren en bouwde daarvoor zo een ren en liet ze daar met behulp van die zelfde bevriende boer inbrengen. Het slot was dat die zelfde boer ze in het late voorjaar ze heeft afgevoerd naar de vuilnisbelt. Later vertelde hij ik heb dat jaar veel blije dagen gehad, ik was blij dat ze gezaaid waren, dat ze goed groeiden en dat ze opgeslagen waren, maar het blijst was ik toen ik ze eindelijk naar de vuilbelt kon brengen. Want heel de omgeving stonk naar mijn uien.
Het tweede geval was van een grote boer, die het na zo een topjaar ook maar eens zou wagen. Hij liet er al het werk aan doen, maar kon ze ook aan de straatstenen niet verkocht krijgen. Hij gaf aan zijn personeel de opdracht om ze dan maar aan het jonge rundvee te gaan voeren. Hij raakte alleen nog maar dieper in de ellende daarmee. Er volgden twee noodslachtingen bij zijn vee, die werden beiden afgekeurd, vanwege de stank van het vlees naar de uien. Aan de ene kant een financieel goede opbrengst, of aan de andere kant alleen maar heel veel kosten.
Bij de wortels(peentjes) is het eigenlijk hetzelfde verhaal als bij de uien, vroeger alleen maar kleine perceeltjes op de lichtere zandgronden. Hoofdzakelijk door het vele handwerk vrij dikwijls in het late najaar. De moderne landbouwmethodes en machines hebben daar ook grote verandering in gebracht. Nu dus grote percelen maar vaak op contractteelt bij de conservenfabrieken zoals HAK .Het financiële risico is dan een stuk kleiner, maar vrije teler en dan zelf de markt op te gaan kan natuurlijk ook altijd nog. De kans om op nul uit te komen is toch kleiner dan bij uien, er blijft toch altijd een voerprijsje over, hoewel dat niet kostendekkend zal zijn. Na het machinale rooien gaan ze bijna altijd recht naar de fabriek voor verwerking
Teelt van peulvruchten. Bij de teelt van erwten en bonen is het ongeveer het zelfde gegaan in de laatste vijftig jaar. Van volledig handwerk in de eerste vijftig jaar, erwten werden met de zicht (pik) en zeis gemaaid. Ze lagen dan wat dagen bij droog weer te drogen, bij nat weer duurde dat veel langer en moest je ze geregeld omkeren met een v hooivork. Soms zelfs verschillende keren, voor ze naar binnen gehaald konden worden. Later bij het dorsen zowel met de vlegel als mee de machine kon die erwten die lang op de grond gelegen hadden verschrikkelijk stuiven in de schuur. De volgende stap was het op de ruiters zetten. Een ruiter stond met drie poten op de grond, en op vijftig cm hoogte van de grond dwarshouten. Zodoende lagen de erwten niet meer op de natte grond, dus minder weersgevoelig om mogelijk te rotten.
Het machinaal maaien begon met de erwtenploeg getrokken door een paard zo ongeveer rond 1950. Een groot mes in de vorm van een ganzenvoet sneed de wortels los en daarboven een torpede moest het gewas van elkaar scheiden.
Dan kwam de dubbele messenbalk op een maaimachine voortbewogen door de tractor. Eerst nog gewoon ruiteren, later raapte de combines ze van de grond op met een opraper. De bruine en de witte bonen werden niet gemaaid maar uit de grond getrokken met de hand.
Ze kwamen dan met de wortels naar boven te staan op z. g “stoepjes”. Afhankelijk van het weer stonden ze daar zo wat dagen na te rijpen. Wanneer er veel grond aan de wortels was blijven zitten moest je met twee stokken deze er af zien te kloppen. Dan gingen ze de bonen "tollen"daar gebruikten ze een lang paal van 2.5 tot 3 meter voor, die een halve meter in de grond ging. Dan twee bosjes stro gelegd en dan rond die paal de bonen optassenen bovenop een kapje van de zelfde bonen. Zo bleven ze staan tot ze voldoende droog waren om naar binnen te halen.
Daarop volgend was de bonen op de ruiters te zetten net als de erwten en zo buiten te laten drogen. De erwtenploeg werd ook gebruikt om de bonen af te rijden. Met een paard ging het eigenlijk te langzaam om de bonenwortels goed af te snijden. Dat systeem wordt nog steeds gebruikt, maar dan met meerdere messen om grotere breedtes mee te nemen. Het machinaal dorsen heeft vrij lang problemen gekend. Daarbij gingen ze middendoor, voor de handel ongeschikt, alleen nog voor veevoer te gebruiken. De laatste jaren wordt het bijna rijpe gewas verder doodgespoten. Wanneer ze goed afgestorven zijn worden ze bijna altijd in de vroege morgen uitgereden en op een zwad samengereden. Dezelfde dag overdag gedorsen, met een moderne machine met een heel apart dorssysteem.
Eigenlijk is deze machine gebouwd voor het oogsten van onrijpe erwten voor de levering aan de inmaakindustrie zoals HAK. Het stro van de bonen heeft als veevoer weinig waarde, alle blad is verdwenen alleen nog de harde stengels zijn over. Schapen schijnen dat nog wel te eten.