Van Karel Kerckhaert ontvingen we het verhaal van Piet Collet:
In de afgelopen weken heb ik een aantal keren met Piet Collet rond de tafel gezeten onder het genot van een goed glas rosé.
Zoals je weet is Piet een van de oudste nog in leven zijnde (oud)inwoners van Hengstdijk die de oorlog (als kind) bewust heeft meegemaakt.
Hoewel het voor Piet lastig was zich alles nog goed te herinneren hebben we samen stukje bij beetje toch een weergave samengesteld van de gebeurtenissen op Hengstdijk tijdens de tweede wereldoorlog.
Natuurlijk gezien door de bril van een opgroeiend jongentje.
Toen de oorlog begon was Piet 9 jaar oud. Bij de bevrijding was hij iets ouder dan 13 jaar.
Misschien is het een idee op de website te zetten rond 4 of 5 mei als herinnering aan die oorlog.
De inmiddels bijna 93-jarige Piet
Collet, nu wonend in Hulst, maar geboren in Hengstdijk in de Kerkstraat (in het
huis waar nu Marie van de Lavoir woont) en later in de Plezant- of Plevierstraat is
een van de weinige (oud)inwoners van Hengstdijk die de Tweede Wereldoorlog als
kind nog bewust heeft meegemaakt. Nu 85 jaar geleden herinnert Piet zich nog vrij
gedetailleerd wat er allemaal in de periode tussen 1939 en 1944 plaats vond.
Hengstdijk is veel oorlogsleed
gespaard gebleven, maar de bezetting liet natuurlijk wel z’n sporen na. Hoewel
nieuws over de oorlog maar mondjesmaat doordrong werkte de angst en onzekerheid
toch verlammend. ‘’Je wist nooit wat er komen zou’’.
Piet vertelt: ‘’Het was in het
laatste weekend van augustus 1939. De kermis in Hengstdijk was in volle gang,
maar op zondagavond 27 augustus om 10:00 uur werd alles stilgelegd omdat de
mobilisatie werd afgekondigd. Waarschijnlijk was het de veldwachter die deze
onheilspellende boodschap in het dorp rondbracht.’’
Iedereen die soldaat was moest
zich zo snel mogelijk melden bij de
afdeling waarbij hij was ingedeeld: ‘’Mijn vader moest zich melden op het
vliegveld van Haamstede. Hij was toen 34 jaar oud. En ik was 8 jaar en de
oudste van ons gezin. De volgende ochtend vroeg bracht ik mijn vader naar de
tram.’’ De reis naar Haamstede nam meer dan een halve dag in beslag omdat er
nogal wat met pontjes moest worden overgestoken.
Duitsland stond op het punt Polen
binnen te vallen en er werd verwacht dat het daar niet bij zou blijven. De
regering hield er steeds meer rekening mee dat ook Nederland niet gespaard zou blijven,
ondanks dat men graag neutraal wilde
blijven. De inval in Polen in de vroege ochtend van 1 september 1939 bleek het
begin van de Tweede Wereldoorlog. Als bondgenoten van Polen verklaarden twee
dagen later Frankrijk en Engeland de oorlog aan Duitsland.
Nederland en België werden als strategisch
belangrijke landen gezien door de Duitsers. Dat kwam door hun ligging aan de Noordzee en die konden
dus maar beter bezet worden om te voorkomen dat de Britten bij ons aan land
zouden komen.
‘’In de periode september ’39 tot
mei ’40 kwam mijn vader om de 14 dagen op zaterdag naar huis om op zondag weer
terug te keren. Korte bezoekjes die ik me als kind nog goed herinner. Omdat we
thuis een winkel hadden die mijn moeder beheerde konden we in ons
levensonderhoud voorzien.’’
‘’Op dinsdag 7 mei 1940 werd mijn broer Jozef
geboren. Daarom kreeg mijn vader speciaal verlof, maar op 9 mei, op mijn
verjaardag kwam Lewies de Bruyn bij ons thuis zeggen dat mijn vader direct
terug moest naar zijn onderdeel’’. Lewies was als beheerder van het postkantoor
in Hengstdijk toen de enige die via de telefoon contact had met de buitenwereld.
Nog dezelfde dag vertrok hij naar
Haamstede en kwam daar ’s-avonds laat aan. Nog amper voor het de volgende dag
licht begon te worden kwamen de eerste Duitse vliegtuigen over het vliegveld
gevlogen. ‘’De kogels floten langs alle kanten rond mijn vader z’n oren met als
doel de boel onklaar te maken voor eventuele landingen van de Britten’’,
vertelt Piet verder. Het was in de vroege ochtend van 10 mei en de oorlog tegen
Nederland was begonnen.
Drie dagen lang werd er kort maar
hevig gevochten in ons land, vooral op de Grebbeberg waar ook de meeste soldaten zijn gesneuveld. De koningin vluchtte samen met de regering
met een militair schip naar Engeland en op 14 mei werd Rotterdam plat
gebombardeerd. 80.000 mensen waren hun
huis kwijt en er vielen meer dan 800 burgerdoden.
Een dag later op 15 mei gaf
Nederland zich over en werden alle soldaten krijgsgevangen genomen om in grote
groepen te voet naar Duitsland te worden overgebracht.
‘’Omdat er in Zeeland Franse
soldaten gelegerd waren duurde de oorlog bij ons iets langer omdat die Fransen
zich aanvankelijk niet wilden overgeven. Maar uiteindelijk ging ook Zeeland
voor de bijl en ook de militairen die in Haamstede waren gelegen moesten te
voet naar Duitsland; ook mijn vader’’.
‘’Enkele dagen later werden ze
’s-avonds in Breda naar het voetbalveld geloodst om de nacht door te brengen.
De volgende dag gingen ze verder. Links en rechts langs het peloton liepen
Duitse soldaten met geladen geweer. Toch wist mijn vader met nog één of twee
andere krijgsgevangenen (ook Zeeuwen) weg te geraken’’.
‘’Hoe dat is gelukt is nog altijd
een raadsel’’, vertelt Piet. ‘’Mogelijk kwam het door het publiek dat aan de
kant van de weg stond te kijken. Ze liepen bij een bakker binnen, trokken hun
militaire kleding uit om te verwisselen voor burgerkleding en wachtten tot de
kolonne uit het zicht was.’’
‘’Direct daarna zijn ze richting
Zeeland gekomen; hoe, dat weet ik niet meer precies, hoogstwaarschijnlijk te
voet, maar al vrij snel kreeg het postkantoor van Lewies de Bruyn een
telefoontje dat ze aangekomen waren in Waarde en dat ze met een klein bootje
naar Walsoorden zouden worden overgezet voor een paar guldens.’’
De boot die toen voer tussen
Hansweert en Walsoorden was al uit de vaart genomen.
‘’Oom Guust uit Axel (een broer
van mijn moeder) was bij ons en we zijn met z’n tweeën op de fiets naar
Walsoorden gereden. Oom Guust op de fiets van mijn vader en ik op de fiets van
mijn moeder.
Ergens tussen Walsoorden en de
Kruispolder zagen we een klein bootje onze kant opkomen. Mijn vader zat er met
nog een paar mensen in en eenmaal aan wal reed hij op de fiets van mijn moeder
mee naar huis. Ik mocht achterop bij oom Guust.’’
‘’Zodra mijn vader weer in
Hengstdijk was kwam er iemand bij ons thuis langs die zei: ‘’Jan, je moet je
melden op het gemeentehuis op Rapenburg’’. Dat was Sjef van Hijfte , een boer
die later als NSB-er nog kort burgemeester van Vogelwaarde is geweest. Hij was
weliswaar voor de Duitsers, maar heeft veel goeds gedaan voor de inwoners van
Hengstdijk. Hoe hij het deed weet ik niet maar hij heeft veel jongens uit
Duitsland weten te houden.’’
Een week later moesten alle mannen
tussen 18 en 55 jaar zich laten keuren in Amersfoort. Velen van hen werden
gelijk in een trein naar Duitsland gevoerd om daar voor de Duitsers te gaan
werken in fabrieken. ‘’Als ik mij goed herinner waren dat van Hengstdijk Joos
Burggrave en Eugène Krieckaert’’
‘’Maar mijn vader werd vrijgesteld
omdat hij een groot gezin had en kostwinner was. Hij werkte overdag op het land
bij boer van Wesemael aan het eind van de ‘padjes’ aan de Koningsdijk’’.
‘’Maar daarnaast moest hij wel bij
de luchtbescherming’’, gaat Piet verder. ‘’Dat hield in dat hij drie nachten
per week van 12 uur ’s-nachts tot 6 uur ’s-morgens moest rondfietsen in de
gemeente Vogelwaarde om te zien of alles goed verduisterd was, want In de
oorlog moest ’s-nachts alles verduisterd worden. Dat was op bevel van de
Duitsers, om ervoor te zorgen dat mogelijke Engelse vliegtuigen ’s-nachts iets
konden zien op de grond.’’
In het begin van de bezetting hebben
Duitse soldaten een tijd in de school geslapen. Het waren er wel 40 of 50. ‘’Wij
konden toen niet naar school natuurlijk, maar na een paar weken zijn ze verder
getrokken richting België en Frankrijk.’’
‘’Toen die Duitsers eenmaal
vertrokken waren kwam voor mij het gewone leven van school weer terug. Ik weet
nog dat er een achtste klas werd ingericht waar Duitse les werd gegeven omdat
je niet naar de ambachtsschool kon in Hulst. Die was voor de Duitse soldaten
bestemd. Daarom moest je langer op de lagere school blijven.’’
‘’Verder was alles alleen met
bonnen verkrijgbaar,’’ gaat Piet verder. ‘’Die bonnen moest je op het
gemeentehuis op Rapenburg halen. Dat werd geregeld door iemand die bij de
gemeente werkte; ik dacht René Duerinck, maar dat weet ik niet meer zo goed.’’
‘’Hoeveel bonnen je kreeg was afhankelijk van hoe groot het gezin was. Er waren
ook mensen die hun bonnen verkochten omdat ze genoeg te eten hadden’’.
In die tijd werd er ook veel
gesmokkeld naar en vanuit België. ‘’ het ging vooral om boter, koffie, tabak en
wol.’’
‘’Alle radiostations moesten
worden ingeleverd, dus ook die van ons. Mijn vader kocht daarna spoedig een
andere ontvanger om de berichten van de Duitsers, maar ook die vanuit Engeland
te kunnen horen.’’
Die berichten uit Engeland begonnen
altijd met: ‘’hier radio Oranje, de stem van strijdend Nederland’’ en eindigde
met: ‘’het is niet om te boffen, maar krijgen zullen we ze, die Moffen’’.
‘’Als de bel van de winkel ging
werd de radio direct stil gezet en verstopt, want het was gevaarlijk om zo’n
ding in huis te hebben.’’
Op
6 juni 1944 vond de landing in Normandië plaats onder bevel van generaal
Montgomery. Binnen 48 uur kwamen meer dan 100.000 manschappen en 1.400 tanks en
voertuigen aan land. Er sneuvelden ook 3.000 soldaten in die eerste dagen.
‘’Ruim drie maanden later werden
wij bevrijd. Alleen bij het Vogelfort is een beetje gevochten. De Polen, die in
Axel de Duitsers al verslagen hadden, verjoegen de Duitsers en op 20 september
1944 waren we bevrijd.. ‘’Ik weet nog dat wij in de Putting aardappels aan het
rapen waren toen plotseling het geluid
van ‘fluitende’ kogels boven ons te horen was. We zochten dekking aan de
zijkant van de watergang om niet geraakt te worden. Het duurde misschien maar 5
minuten maar het leek een eeuwigheid.’’
‘‘Van horen vertellen weet ik dat de man van (ik
meen) ‘’Lone Tram’’ een granaat had gevonden en die uit elkaar wilde halen. Dat liep fataal af;
hij is dodelijk verongelukt.. Z’n hele buik lag open. Maar verder waren er geen
slachtoffers.
Na
afloop van de oorlog wilden sommige mensen wraak nemen op wie zogenaamd
‘’fout’’ was geweest in de oorlog. Zo
werden direct na de bevrijding vrouwen en meisjes van wie men wist (of het
vermoeden had) dat zij relaties hadden aangeknoopt met Duitse militairen, het
hoofd kaalgeschoren.
Ook
werden NSB-ers, of mensen die van landverraad werden verdacht en verklikkers in
elkaar geslagen of opgesloten in kampen. In Oost-Zeeuws Vlaanderen werden
mensen vooral naar ’t Groot Eiland gebracht of naar een kamp in Sluis.
“Ik heb
later horen vertellen”, zegt Piet ‘’dat er ook twee vrouwen zijn vermoord. Die
kwamen uit Axel. Een van die vrouwen heb ik gekend. Die kwam bij ons thuis in
de winkel. Mijn moeder kocht spullen bij haar om door te verkopen. Ze heette
Marie Antheunis, maar iedereen noemde haar Zus. Ze was opgepakt omdat ze ook
handel had gedreven met de Duitsers. Die andere vrouw heette van Es. Die had
aangehouden met een Duitser werd verteld. Wat er precies is gebeurd dat weet ik
niet meer.’’