Het leven op ‘den buiten’ kan hard zijn. De natuur heeft alles te bieden: fruit aan de bomen, groenten op het veld, vis in de Vogel. Maar je moet er altijd nog serieus aan werken. Aan fruitplukken komt een ladder, een tractor en een gebroken rug te pas eer er ooit een peertje in de rode wijn belandt.
Moestuinieren is nog erger. Waar slaat die moes ook op? Alsof je zo een heerlijke portie ‘wortelstoemp’ uit de grond kan trekken. Nope, je moet zaaien, wachten tot het kiemt, uitplanten en tussendoor zoveel staan schoffelen en wieden dat je meer calorieën verbruikt dan je ooit binnenkrijgt. En dan hebben we het nog niet eens over die Vogel-vis. Op grote honger zou ik niet wachten als je in de kreek moet shoppen voor je avondmaal. Eigenlijk moet je drie dagen vooraf die snoekbaars al beginnen charmeren met lekkere hapjes in het water te kieperen voor je visbrug. Broodkruim met wat wormmix of het speciale pureerecept van mijn nonkel. Als je drie dagen later eindelijk wat gestoei ziet in het water is het tijd om een vis aan de haak te slaan. Stel dan al dat er eentje zo goedzakkerig is om op je bord te springen, dan ben je er nog niet. Zo’n plasploeteraar is niet meteen het properste beestje, je moet die schoonmaken, villen en killen en dat… in de omgekeerde volgorde. Hopelijk heb je dan Zeeuws Meisje in huis, euh de boter bedoel ik, want anders kan je hem alleen in de sushi draaien. En echte jagers eten geen Japanse boterhammen. Als ik aan al die dagelijkse culinaire kommer en kwel denk, ben ik zooooo blij dat je voortaan in ‘t Jagershuis gewoon de voetjes onder de tafel kan steken en de slibtongetjes in je mond vliegen! Yes! ‘t Was open en ‘t was goed. Allen daarheen, zeg dat Barend den Belg het gezegd heeft.