ONGEDIERTE

Ik sta bekend als een gastvrije mens en dat is hier in de polder ook al geweten. Sinds de temperaturen gezakt zijn, zijn de bevolkingscijfers in ons huisje explosief gestegen. Geritsel hier, getrippel daar, keutels en andere sporen wijzen erop dat er harige vriendjes hun intrek hebben genomen. Ik zie ze nooit, maar horen doe ik ze des te meer. Zijn het muizen? Ratten? Of de gevreesde steenmarter? Ik heb er geen weet van, want ik ken niks van spoorzoeken en keutels lezen. Ik weet wel dat ‘ze’, wat ze ook zijn, elk jaar brutaler worden. Vorige winter huisde er een stamboom veldmuizen in het schuurtje. Toen was ik nog in de fase dat ik alles wat bij het plattelandsleven hoort, er graag bij nam. Ach, wat maakte dat uit… het schuurtje. Ik zag ze al met al hun kinders erbij zitten rillen op het veld tussen de maïsstekels. In weer en wind ten prooi aan roofvogels. In mijn fantasie hadden ze ook schattige kleertjes aan en de dikke grootvader had een brilletje op zijn neus. Ik moet ooit in een vergeten kinderkamer hebben blootgestaan aan Beatrix Potter behang of zo. Ik kreeg het woord ongedierte niet over de lippen, terwijl ik iedereen die het gebruik van vergif opperde vlotjes moordenaars noemde. “Verleng jij hun huurcontract maar, maar je gaat ze na de winter met geen stokken buiten krijgen”, wist een ervaringsdeskundige me te zeggen. “Daar komt een deurwaarder aan te pas!” Waren het maar huurders dan had ik voor de parasol waar nu een gat in zit, de doorgeknaagde draden en opgeschranst bloemzaad, tenminste hun huurwaarborg kunnen inhouden. Maar nu dus is zelfs het schuurtje hen te min. Ze willen televisie kijken door de kieren van hun hol. Ik hoor hoe ze zeuren over de inhoud van onze voorraadkast en klagen over mijn kookkunsten. Uit protest eten ze mijn kookboeken op. Tijd dat ik laat zien wie hier de baas is en een kat in huis haal. ‘t Zal rap gedaan zijn met de wintervakantie.