Een vollemaansnacht met wat stortbuien en een gekke wind. De wekker die belachelijk vroeg moet beginnen loeien om de files naar Antwerpen te verslaan. Het woord slaap paste al niet in plaatje. Woelen en draaien daarentegen. En juist wanneer je denkt ‘yes’ dit ligt lekker, van deze volle tien minuten ga ik genieten, hoor je beneden een onheilspellend geluid. Alsof er een school vissen op je keukenvloer klappert. Nee toch, die ouwe hond Walter! Hij vertoont iets wat nog het meest op een epilepsie-aanval lijkt. Euh, even dierenarts Hanneke bellen? Nee, we wachten tot het zeven uur wordt, dat lijkt ons Belgen een acceptabel uur. We mogen komen met de ouwe knakker die nu een beetje hyper is en overal tegenaan loopt. Op de dijk en vast in de rest van onze tijdzone lijkt het nog nacht. Walter is een voorbeeldige patiënt en plast al meteen op de vloer van het dokterskabinet zodat zijn urine ontleed kan worden. Ik poets braaf achter hem op. Ouderdom, 18 jaar, hoort slecht, ziet slecht, beetje incontinent wellicht… maar hij is toch nog kras. Het gaat niet over mij, ik geef het niet graag toe maar ik ben de 18 al even gepasseerd. Er wordt een patiëntfiche opgemaakt. Hoe is de naam? De Reu. Hanneke vindt het een flauw grapje. De verwarring tussen mij en Walter wordt kompleet. Als het zo doorgaat, moeten we straks tossen wie de medicijnen door zijn brokken gedraaid krijgt. Hm, die plas laat zich lezen als een doktersroman. Walter heeft wellicht eiwitten tekort. Hij komt er van af met het voorschrift: meer vla eten. Hoorde ik dat goed? Vla? Bedoelt ze vlaai misschien? Pruimen, appel of… koeievlaai? Oh, pudding dus. Komt die ouwe er weer goed van af. Vroeger mocht ijs en pudding op bevel van de dokter alleen als je amandelen er uit gingen. Walter knapt zienderogen op. Ik daarentegen heb wallen als jaarringen van een ouwe eik en begin doodop aan de dag. Ach, vla dan maar. Al zou die bejaarde viervoeter plots sigaren willen roken, op zijn gezegende leeftijd verdient hij dat! “Zo is het maar net”, volgens Dr. Hanneke.