Tomate-crevettes

Vraag me niet om de Brabançonne te zingen. Verder dan “O dierbaar België” kom ik niet. Mijn Frans is niet denderend, mijn Duits onbestaande. Ik heb geen abonnement op het Atomium en ik drink geen bier. Bovendien heb ik sinds kort een Nederlands rijbewijs en eet ik zeekraal en bitterballen. Van fanatiek Belg zijn, kan je me niet beschuldigen. Toch zijn er een paar dingen waar ik om historische redenen streng op ben: mayo mag niet zoet zijn, en garnalen niet roze! Sterker nog, het is volksverraad en heiligschennis in één om gepelde “geirnaers” te kopen. Als zoon van mijn moeder, pel ik ze met trots en kunde liever zelf. Dat is zo met de paplepel meegegeven. Mijn moeder is namelijk van Boekhoute. Een Zeeuw moet ik geen verdere uitleg meer geven. Dat Belgische dorp net over de grens bij Hoek en Phillipine, had een eigen haven die via den Braakman verbonden was met de Westerschelde. Ooit was elke man er visser, en pelde elke vrouw er garnalen. Die huisvlijt begon eerst in de keuken en verhuisde dan om geur-redenen meestal naar ‘t schuurke, Vandaag staat om economische redenen dat garnalenkotje ergens in Marokko waar zwart en niet naar onze absurde hygiënenormen pellen met de hand nog kan en betaalbaar is. Ik eet dus liever zelfgepelde garnaal, dan beestjes die op het strand bij Marrakech hebben gelegen vooraleer ze op mijn bord belandden. Het is een nostalgisch ritueel dat garnalen pellen: strekken, klein draaike, duwen, uitgekleed! Ik haal zeker geen kilo per uur zoals de polder pelsters van weleer, ik pel traag, op mijn gemak zoals wij zeggen. Een paar scheppen per keer, vers van in Breskens, bij Mangnus of van het viskraam Dolf Schoot in Axel. Ik maak mezelf ook altijd wijs dat ik van de pellen een fijne ‘fond’ ga trekken, maar er komt altijd iets tussen. Meestal een tomate-crevettes of twee met een handgesneden frietje bij. Belgen zijn blijkbaar het zotst van die kleine grijsaards en verzetten meer dan ze vangen. Een eigenschap die we graag Bourgondisch noemen.