Je moet geen verzamelaar zijn, om plots een verzameling te hebben. Soms komen spullen toevallig in je bezit. Zo kan het zijn dat je van een rommelmarkt een vogelkooitje meebrengt. Gevolgd door een lijstje met een schilderijtje van twee mussen… en plots is het hek van de dam. Alsof met die twee dingetjes het startsein hebben gegeven voor een ware vogel-invasie, en dan heb ik niet over de kolonies op De Putting. Nee, ineens blijkt je vrouw een halve ornitoloog die omdat je twee keer ‘kijk een fazant’ roept, maar liefst twaalf opgezette vogels op de kop tikt. Iets wat natuurlijk niet onopgemerkt blijft bij je bezoekers, die van de gelegenheid gebruik maken om al hun spullen die maar in de verste verte iets met pluimen te maken hebben bij je te dumpen. Een kussen met een papegaai op geborduurd, een dienblad met twee mussen, een theedoek met fazanten. Ergste van al, wie zoveel vogelspul in huis heeft, aan de Vogelkreek en vlakbij een vogelbroedplaats als De Putting woont, wordt ook verondersteld over enige vogel-basiskennis te beschikken. Nee dus, op het herkennen van een meesje en een fazant na. Eigenlijk kan je er nog het best komaf mee maken door zelf wat namen te verzinnen en de gevleugelde vrienden met grote stelligheid te benoemen. Een Gizeh-gans vinden ze altijd interessant en een poldereend doet het ook goed. Die kleine lijken me Hengstdijkse borrelaars, die zwarte een dominee-vogel en die lawaaimaker een spotvogel. De grote natuurquiz gaan we er niet mee winnen, maar het leven aan de Vogel wordt er wel exotischer op.