Een doos vol herinneringen

Door Richard Burggrave

Geboren in het gezegende Hengstdijk in 1933 beginnen mijn herinneringen zo rond de jaren 1938/1939. Niet alles heb ik bewust meegemaakt. Veel heb ik uit de overleveringen van ouders en anderen. Jongeren zullen zich afvragen wat betekent “het Gezegende”
Wel, in mijn tijd had ieder dorp een bijnaam:
het gezegende Hengstdijk
het stille Rapenburg
de bjerren van den Bosch
Lamswaarde het heilig land
Kloosterzande met de kloosterse wind
En op Ossenisse was men dwjes (eigenwijs)

Hengstdijk,een stipje op een stipje op de kaart, maar het had alles wat nodig was, winkeltjes, een aantal cafés, een slager, smid, schoenmaker, school en pastoor. Zelfs een burgemeester.

Op gezette tijden kwamen er leurders aan de deur (op de fiets) met kleren, schoenen e.d. Al deze voorzieningen waren nodig om in de eerste levensbehoeften te voorzien. Fietsen waren er nauwelijks en wie ging er bijvoorbeeld naar Hulst? Dat was een hele belevenis. Er werd al vlug gezegd: wat moet die daar gaan doen? We hadden wel een spoorlijn maar je als je daar mee naar Hulst wilde gaan was je een halve dag kwijt.

Hoe waren de levens omstandigheden in het dorp?
Hengstdijk was een boerendorp. Dat wil zeggen dat het grootste deel afhankelijk was van de boeren, door het werk als landarbeider. De kleine bedrijfjes hadden meestal maar een knecht. Van deze situatie werd gretig gebruik gemaakt door zowel de boeren, de pastoor en in mindere mate door de hoofdonderwijzer. Die waren het altijd met elkaar eens, ten koste van de arbeiders. De arbeiders moesten lange dagen werken voor een schamel loontje. Een loontje dat te weinig was om de grote gezinnen van te onderhouden. Er was duidelijk sprake van uitbuiting.
Als de kinderen ongeveer tien jaar waren moesten ze mee gaan werken, vooral in de vakantie, op het land. De hoofdonderwijzer plande de vakantie zodanig dat zij beschikbaar waren om op het land te werken. Wat zij als loontje kregen begrijpt u wel. Het was een schandalige vertoning.

Mijnheer pastoor zorgde met zijn bangmakerij er wel voor dat aan de wensen van de boeren werd voldaan. Hij kwam vertellen dat men de plicht had om te luisteren en als men opstandig was het werk in het geding kwam. Er moesten veel kinderen worden geboren, als het te lang duurde kwam hij een donderpreek afsteken.

Ja, de pastoor en de boeren twee handen op een buik.
De pastoor werd beloont met vlees, boter, eieren en dergelijke. Hoe bang de mensen waren kan men afleiden uit het volgende: als er een varken werd geslacht brachten sommigen het beste stuk naar de pastoor, om, indien nodig, hij een goed woordje zou doen bij de werkgever. Veel jonge mensen moesten bij de boer gaan werken, wat een rem was op hun ontwikkeling. Er waren er best bij die het verder zouden kunnen gebracht hebben. Als men geluk had ging men naar de ambachtsschool; de MULO kon ook nog. Maar de HBS?( hogere burger school) Een kind van een arbeider op deze school was nog erger dan vloeken in een nonnenklooster. De arbeiders waren bijna allen lid van de RK Arbeidersvereniging Sint Joseph, aangestuurd door het bisdom. Veel progressiviteit zat hier ook niet bij. De oorlog hebben we in het begin niet zo bewust meegemaakt. Dit veranderde al snel door de wetten van de bezetter en het deporteren van de jonge mannen naar Duitsland om daar te gaan werken. Het geweld beperkte zich tot de schermutselingen op het vogelfort: daar viel een dode door het oneigenlijke gebruik van een handgranaat. Over de oorlog is lang en breed gepraat, daarom twee dingen: diegenen die aan de bezetter hadden verdiend (en dik) liepen direct na de bevrijding met een witte band om met de woorden OD: Orde dienst. Zo konden zij weer hun gang gaan.

Pastoor de Kerf kreeg vanwege zijn ouderdom een kapelaan toegewezen: kapelaan Bielaars.
De zwarthandelaren en de rijken die niets voor de armen overhadden hebben dat geweten. Tijdens de vastenpreek hekelde hij op niet mis te verstane wijze deze handelswijze. Overal vandaan kwam men naar hem luisteren, de deuren van de kerk moesten open blijven. Men kon er niet in zo druk was het. U begrijpt wel dat zijn mond vlug gesnoerd werd door de heersende macht.

De kentering begon eind de jaren veertig begin vijftig.
Jonge mensen gingen elders werken in fabrieken havens enz. Zij kwamen terug met andere ideeën. Dat men niet allen plichten had maar ook rechten. Landelijk was er een duidelijke omekeer aan de gang. De sociale gedachte kreeg meer ingang, op de vergaderingen van de bonden kwamen sprekers vertellen dat het roer om moest.
Wij hielden wel een geestelijke adviseur. Vergeet niet dat de mannen van het eerste uur het niet makkelijk hebben gehad,. Er zijn ontslagen gevallen omdat men zich inzette voor de bond. Vanaf de kansel werd nog getracht om het tij te keren, maar men moest, niet graag, erkennen dat er geen terugkeer mogelijk was.

Was dan alles kommer en kwel?
Zeker niet. Wat mij bij gebleven is, de saamhorigheid onder de mensen en het onderlinge contact. Hoewel, leest u verder. Bijvoorbeeld als een huisvader ziek was werd er geholpen, ook de kleine boertjes, of de wind het uitbracht, na gedane arbeid waren er velen om te helpen, dit was een ongeschreven wet. Op de zomeravonden werden door de vrouwen stoelen op het plassier gezet om samen te babbelen. De mannen gingen naar de verkens mart. Of de hoek van Joos de Waal of bij Lucia Bun om daar het stuk af te steken. En toch was er iets eigenaardigs, moeilijk te rijmen met de saamhorigheid. Er bestond namelijk een bepaalde concurrentie tussen de Plezantstraat (nu plevierstraat) en de Kerkstraat. Een voorbeeld is het feest van Betje de Wit. Er waren twee feest comités. Iedere straat afzonderlijk, zo ook op Koninginnedag. Ik weet nog dat er twee vreugdevuren waren. Na de mis op zondag werd er een boompje gekaart of gebiljart. Maar ook dan hadden de boeren een eigen café. Naar de kermis werd maanden van te voren uitgekeken. Wel bijzonder dat daar niet gekeken werd naar rang of stand.

Begin de jaren vijftig begonnen de bonden goed op gang te komen. Voor de jongeren was er de KAJ (katholieke arbeiders jeugd) de verkenners, bolclub, visclub, korfbalvereniging enzovoorts. De hoogtijdagen Pasen, Pinksteren, 15 augustus met de grote processie ter ere van de Heilige Maria werden intens gevierd. Als de bruinen het kon trekken kreeg je met Pasen nieuwe kleren. (vandaar op zijn paasbest) Wat ouder geworden werden de kermissen op andere dorpen bezocht of ging men dansen naar het Witte Huis of de tent van Vliegher. Een van de hoogtepunten blijft toch het bezoek van de tour de France renners. Wat was er een volk op de been Met het klimmen der jaren telde het dorp mee in de algehele samenleving.

Ik weet dat mijn verhaal niet compleet is en dat er hier en daar wenkbrauwen gefronst zullen worden. Ik besluit mijn verhaal om het deksel terug op de doos vol herinneringen te doen met de hoop dat hier en daar herinneringen worden opgehaald.