Door Edy Compiet
Dat Hengstdijk beroemd is om zijn wielerverleden is bij velen bekend. Beginjaren 1980 was een Brabantse dienstmakker, zelf oud-wielrenner, naar mij op zoek. Hij stapte het café van Piet en Marie van Dijk binnen,
vroeg naar mij en even later zat hij in Kloosterzande bij mij op de koffie. Hengstdijk, de Tour de France renners uit de jaren 1955/1957 was toen net zo snel als googelen vandaag de dag. Af en toe zie ik die
Brabantse Jan, destijds vriend en trainingsmakker van Rini Wagtmans, nog en dan praten we weer over wielrennen en militaire dienst. Trouwens, even googelen en je vindt het Polygoon journaal van 1957 waar enkele
haarscherpe beelden van de ontvangst van de Tour de France renners aan de pastorie te zien zijn. Met organisator Leon Hermans die een lief meisje optilt, in volle glorie en vele anderen. Toch is het niet bij
die beroemde koersjaren gebleven want het Hengstdijkse koersbloed kruipt blijkbaar waar het niet gaan kan.
En zo kon het gebeuren dat ik betrokken raakte bij de door het Wielercommité Hengstdijk georganiseerde
koersen voor diverse categorieën wielrenners. In de jaren 1970 had ik al de nodige ervaringen opgedaan op de jurywagens van Clinge, Nieuw Namen, St. Jansteen en ook Kieldrecht. Vooral Kieldrecht herinner ik
mij, het was daar goede gewoonte om met alle medewerkers na de koers bij de voorzitter aan huis van den “kop” te gaan eten en ook om daarbij veel bier te drinken.
De voorzitter nam het woord en dankte
de aanwezigen en besloot telkens met dezelfde zeer Belgisch uitgesproken woorden: Mannen, het was een schone koers en nou gaan we boterhammen mee kop eten. Ze hadden daar ook een geweldige speaker, ene Lambregts,
die van elke coureur wel wist met wie hij getrouwd was of was geweest. Iedereen vroeg zich tijdens het koerscommentaar af met wiens vrouw of vriendin de door de luidsprekers besproken coureur het wel of niet
had gedaan. Ze waren ook allemaal familie van elkaar leek mij en tussen de koersen door werd er ongelooflijk veel gepraat, zeg maar gezeverd en bier gedronken. Het Belgische nat maakte de tongen los en smeerde
de jarenlang geoefende kelen. Achter de cafés op de koer stroomden de ijzeren pisbakken als watervallen en de mannen die elkaar daar met enige regelmaat tegenkwamen klasseneerden er lustig op los. Den enen moest
al wat vaker naar achter dan den anderen want prostaatproblemen zijn er al generaties lang. Vroeger pieste ik de kalk uit de muur, zei vaste bezoeker Miel d’Hooghe van den Heikant, maar tegenwoordig de verf
van mijn schoenen. Terwijl de coureurs hun rondjes rond de kerk en de cafés draaiden zaten of stonden de meeste mannen aan de toog. Voor ze naar huis gingen vroegen ze nog wel even wie er dan wel had gewonnen
maar of ze dat thuisgekomen nog wisten, ik denk van niet.
Wat alle plaatselijke wielercomités gemeen hadden was volkse gezelligheid, onvoorwaardelijke inzet en veel bier voor, tijdens en na de koers. Toen ik dan ook op een keer gevraagd werd om in de jury van het Wielercomité
Hengstdijk plaats te nemen heb ik dat met veel plezier aangenomen. Het mag gezegd, de organisatie klopte hier altijd als een bus, de sfeer was bijzonder goed en de gezelligheid na afloop niet minder. De zaterdagse koersdag
was het feitelijke begin van de kermis hoewel ik sommige collega juryleden er van verdacht dat ze vrijdagsavonds al eens een informatief bezoek hadden gebracht aan de cafeetjes van het dorp.
Het begon allemaal
met het plaatsen van de jurywagen die van transportbedrijf Tieleman was uit Kloosterzande. Hij kreeg een strategische plaats, tussen café het Jagershuis - mijn ouderlijke huis- en de kerk zodat de hele Hengstdijkse
Kerkstraat te overzien was. Dan kwamen de hulptroepen in actie, het parkoers moest geïnspecteerd, opgeruimd en beveiligd worden met verkeersregelaars en dranghekkens. Veel mensen van het dorp hebben wel een aantal jaren
meegeholpen. Je had daarbij altijd vertegenwoordigers van verschillende struiken de Kort. Ook herinner ik mij mannen als Mahu en Hermans waarvan ik de voornamen niet zo gauw meer weet. Wel die van een fanatieke verkeersregelaar,
die van Leo van Swieten. Voorzitter Ré van Gassen liep van voor naar achter door de straat omdat hij de nodige zorgen had over het goede en veilige verloop van de wedstrijden. Hij keek wel belangstellend door de ramen
in de cafés maar ging er niet binnen want dat was voor na de koers.
Buiten het gezichtveld van de juryleden waar o.a. Jef Mast en Wim van Gemst bij waren, speelde zich de inschrijving van de deelnemers
af bij café Piet van Dijk. Daar regelde Theo Kerckhaert als een soort bedrijfsleider het hele gebeuren en trachtte hij de deelnemers in de juiste categorie te plaatsen. Het schijnt dat daarbij veel gezeurd en geklaagd
werd want het fietsvolkje van trimmers, ex-amateurs en ex- beroepsrenners was niet gauw tevreden.
De geluidsinstallatie werd op de wagen geïnstalleerd en Wim zorgde via het Jagershuis voor een kratje bier,
een beetje frisdrank en een fles jenever. Er werd dus met iedereen rekening gehouden, ook met de speaker meester Schelfhout. Naarmate het begin van de koers naderde ontstond er steevast enige nervositeit. Op het parkoers
verscheen de EHBO want een ongeluk zit in een klein hoekje. Om de beurt stapten er mensen haastig in de auto’s die tijdens de wedstrijden mee zouden gaan rijden. Zij gingen vast het parkoers langs de Vogel en door de
Karnemelkstraat verkennen. Voor de coureurs uit reed een auto van sponsor van Troost en achter hen een auto met de mobiele juryleden die op een eerlijk en sportief verloop van de wedstrijden moesten toezien.
De
coureurs stelden zich op aan de meet, namen en rugnummers werden voorgelezen, premies aangekondigd en op aangeven van de voorzitter vertrok de bende richting het café van Piet de Waal en zus Bun om links af te slaan
de St. Jozefstraat in. De eerste ronden waren slechts het begin van het spektakel, premiegevers liepen af en aan naar de jurywagen en meester Schelfhout zorgde er verbaal voor dat de commerciële bedoelingen goed uit
de verf kwamen.
Het werd pas echt menens als de grote jongens aan de koers, hun Ronde van Hengstdijk, begonnen. Vele jaren lang dezelfde namen, zoals De Feber en Dubbeldam en een groep Belgische ex –beroepsrenners,
die meestal met elkaar afspraken maakten waardoor het voor de anderen gevaarlijker en minder leuk was. Toch waren er ook altijd de plaatselijke en regionale jonge mannen die zich onvervaard in de strijd wierpen. Het
schijnt dat ze vaak door die oud- coureurs in de kant of soms in de sloot werden geduwd.
Het laatste gedeelte van de koersmiddag was voor de mensen op de jurywagen wel spannend. Je moest de renners goed in de gaten houden of ze elke ronde wel doorkwamen, de premiesprints noteren en zorgen dat de goede
informatie bij de speaker kwam.
Meester Schelfhout kweet zich met enthousiasme en met zijn gekende humor van zijn taak. Ook voor de toeschouwers op het parkoers was dat merkbaar. “Geef mij nog eens een borreltje”,
zei de meester en omdat hij was vergeten zijn microfoon even dicht te zetten kon iedereen dat horen. Een van de juryleden, ik denk Wim, zei net luid genoeg dat de meester het kon horen: “Demarrage van Fons Schelfhout
“ en dat gaf aanleiding tot een luide stemverheffing die door de luidsprekers over het parkoers schalde. “Allez, Fons, zet hem op, Fons! Demarrage van Fons Schelfhout!” Nou kon Fons ook een stukje hard fietsen, zodat
het best waar had kunnen zijn.
Ook op het parkoers was er geregeld wat te beleven. Op de hoek bij Piet de Waal had men Leo van Swieten geposteerd en het moet gezegd, geen enkele auto kwam op het verkeerde moment het parkoers op. Tot die ene,
geen echte wielerliefhebber neem ik aan, toch het parkoers op wilde en Leo zowat tegen zijn benen reed. Die liet dat echt niet gebeuren en sloeg met zijn vlaggenstok een deuk midden in het dak van onwillige chauffeur
zijn auto.
Het was vanaf de jurywagen uitstekend te zien en meester Schelfhout moedigde Leo aan met: “Goed zo, Leo, goed zo Leo”, en die sloeg daarom nog een extra deuk in het dak. Volgens mij is dat wel goed
afgelopen.Ik heb er in elk geval naderhand niets meer van gehoord. Dan klonk de bel voor de laatste ronde, iedereen zette zich recht, de jury werd wat zenuwachtig. De vraag was: met hoeveel komen ze naar de meet? “Doe
jij de eerste vijf, dan neem ik de tweede vijf en pak jij de laatste vijf”, werd er gezegd. Soms viel het mee, soms was het lastig en als het helemaal niet klopte dan wisten de coureurs wel wie net voor en wie net achter
hen was gefinisht. De uitslag werd opgemaakt, de speaker bedankte alle aanwezigen, de premieschenkers, de deelnemers en de medewerkers en hij verliet met de juryleden de wagen om na het gedane werk een biertje te gaan
drinken. Een van de deelnemers, Morcus van Groenendijk, kwam zich nog beklagen bij de jury en dus hadden we overwerk. Hij was in de sloot geduwd door ene Maes, dacht hij, en wij geloofden hem zonder meer. Hij bleef
maar aanhouden zodat we besloten hem een paar overgebleven premies te geven.
Ondertussen werd de jurywagen ontmanteld en door wat bruuske bewegingen viel er een luidspreker naar beneden. Jawel, op het hoofd van coureur Morcus dus. Gelukkig was de EHBO nog aanwezig en er werd een grote witte
doek rond het hoofd van de ongelukkige held van de dag gewikkeld. Zodra dat geregeld was kwam hij terug en begon opnieuw zijn beklag te doen. Het donkere uiterlijk van de klagende Morcus, met de witte tulband op zijn
hoofd was zo tragikomisch dat ik het nog zo voor mij kan trekken.
Toen de kwestie was afgehandeld was het tijd om polshoogte te gaan nemen in de cafés en we begonnen natuurlijk bij Het Jagershuis van Eugène en Jet de Kort. Na wat bespiegelingen over het goede verloop van de koers
gingen we een deurtje verder naar Piet de Waal. Omdat het al wat later op de dag werd, ging de telefoon in het café al eens en werd af en toe een van de makkers naar achter den toog geroepen. Wie het dan aan de andere
kant van de telefoon was konden we wel raden en wat er gezegd werd ook. Het veranderde maar weinig aan de situatie. Op een bepaald moment had ik de vrouw van Wim aan de telefoon. Wies dacht dat het beter was dat Wim
naar huis zou komen, maar toen ik voorstelde dat we ook met zijn allen naar haar konden afzakken, besloot ze toch zelf maar naar het café te komen.
Dan trok het inmiddels vrolijke gezelschap naar café Van Dijk, want daar was de afwerking van het hele gebeuren. Rugnummers inleveren, prijzen en premies uitbetalen en afscheid nemen van de renners zonder wier terugkomst
het volgende koersjaar niet zou kunnen plaatsvinden. Wij passeerden het bonte, naar eucalyptus ruikende gezelschap en werden in de keuken achter het café ontvangen door de dames Van Dijk. Wij hadden hard gewerkt en
verdienden wel wat extra aandacht, vonden ze blijkbaar. Wie wilde kon wat gebakken lever met brood eten en bier was er volop voor iedereen.
Het werd steeds gezelliger en de voorzitter werd door cafébaas Piet uitgenodigd om uit een glazen laars van Heineken bier te drinken. Als goede voorzitter kon Ré van Gassen deze eervolle uitnodiging niet weigeren
en begon aan de niet geringe klus om de ondertussen met vijf liter bier volgetapte laars te ledigen. Meester Schelfhout hield het, verstandig als hij was, bij zijn borreltje en stak daarbij regelmatig een ferme sigaar
in de brand.
Het werd dus alsmaar gezelliger en Theo Kerckhaert, die met zijn werk gedaan had, kwam bij het druk pratende en lachende gezelschap plaatsnemen. Na heel wat uitleg over en weer hoe het hele koersgebeuren van de
dag was verlopen vond de meester het als eerste tijd om richting huis te gaan. Hij stond recht, hief zijn hoofd op, knoopte zijn jas tot boven toe dicht, veegde met zijn handen de beide mouwen af, stak een nieuwe sigaar
op en zei:” Mannen, het is tijd.” En dat was ook zo. Kort daarna kwam de mededeling uit het café dat de meester bij het naar buiten gaan de afstand tot de benzinepomp niet goed had ingeschat, maar dat er op zijn sigaar
na, geen schade was. Ondertussen was de klotsende glazen laars door de voorzitter ver geleegd, waarvoor hij de nodige bewondering oogstte.
Toen stond ook hij op, want uiteindelijk moet je toch een keer naar huis. “Mannen, het was een schone koers”, zei hij en hij stapte, vermoedelijk door de glazen laars wat moeizamer dan anders richting de
Veirkensmarkt. Tot volgend jaar klonk het.