Kindje in de kribbe


Het is een eigen kerstverhaal en u moet met mij ongeveer tachtig jaar terug gaan in de tijd. Weet niet precies het jaar meer, maar het zal 1932 of 1933 geweest zijn. Ik was toen zeven of acht jaar oud. Mijn ouders woonden in een polder, en wel in de Pauluspolder met daarin ook nog een gehucht van de zelfde naam. Toen hele slechte wegen sommigen nog onverhard en met verschillende zogenaamde kerkepaadjes.
Die werden gebruikt toen de mensen nog geen fietsen hadden om naar de kerk te gaan. Tot 1859 stond er namelijk een kerk in Pauluspolder. Begin van de jaren 1930 was er nog bijna geen straatverlichting, op de weg was het dus pikkedonker en de mensen bleven maar zo veel mogelijk thuis in de avonduren. Toen was er natuurlijk ook nog geen communicatiemogelijkheid zoals tegenwoordig. Nog maar een enkele radio, geen telefoon vanzelfsprekend. Een auto was voor ons een zeldzaamheid in de polder. Als er een auto reed was het een dokter of een veearts. Wij keken dan ook precies waar die naar toe gingen,want daar was een mens of een dier ernstig ziek.
Er was mij al een hele tijd voor Kerstmis beloofd dat ik naar het Kerstfeest mocht in de kerk op Kloosterzande.Mijn vader zou met mij meegaan want dat was in de avond,dus donker.Dat was voor mij de eerste keer van mijn leven dat ik daar naar toe mocht,dus wel erg spannend.
Op het dorp Kloosterzande was ik nog niet zoveel keren geweest, zeker niet bij donker. Maar ook overdag was dat voor mij toen geen dagelijks terugkerend bezoek. De school waar ik naar toe ging stond ook op Pauluspolder,voor mij ongeveer hon- derd meter lopen. Wat zouden mijn ouders verder zoeken wanneer het zo kortbij te vinden is.
Die bewuste Kerstmiddag gingen wij met de tram naar Kloosterzande.Daarvoor moesten wij eerst een heel eind lopen,maar ook met de tram meerijden was voor mij de eerste keer. Toen we op Kloosterzande aankwamen was het al donker. De tram die mogelijk in de donkerste hoek van het dorp stopte aan de achterkant van de huizen (nu de Willem Alexanderstraat). De verharding was toen een koolaspad en helemaal geen verlichting.
Daar uitgestapt en dan lopend naar het kerkje. Ook dat was een onverlicht donker pad daarheen. Waar ik zo naar verlangd had en naar uitgekeken was op dat moment beslist geen feest meer. Het liefst zou ik maar naar huis zijn gegaan, lekker warm achter de buiskachel bij moeder,dan daar in de kou en het donker te lopen.Het huilen stond mij dan ook nader dan het lachen,liep steeds dichter tegen vader aan en kneep steeds harder in zijn grote hand.
Maar dat veranderde bij het binnenkomen van het kerkje, want het leek daar wel een zee van licht en warmte. Het zien van die grote kerstboom,wel van drie meter hoog,vol met brandende kaarsjes voorin de kerk,deed alle ellende vergeten. Ik keek mijn ogen uit van wat ik daar allemaal zag en wat er rondom die grote boom gebeurde. En ook het luiden van de kerkklok door het trekken aan een touw.  Bij het lezen van het Kerstevangelie kon ik wel goed begrijpen dat er een kind geboren was. Maar dat dit in een stal gebeurde en in een kribbe lag was voor mij onbegrijpelijk.Een stal was voor de paarden en de koeien en een kribbe daar werd het eten voor de beesten ingedaan. Daar ga je toch geen kind in leggen. En dan die herders in het veld, als het donker werd was je toch thuis met de schapen. Het kerstverhaal vond ik maar een eng verhaal,een jongentje dat verdwaalde in de Kerstnacht.Ik moest straks ook nog naar huis, hopelijk wist mijn vader nog wel de weg naar huis. Ik in elk geval beslist niet en stel je voor dat wij ook zouden verdwalen.

Aan het eind van het kerstfeest mochten alle kinderen een pakje komen ophalen. Daar zat een boekje in en wat snoepgoed. Hun namem werden afgeroepen om naar voren te komen. Maar ik had zoveel te kijken en zoveel gedachten dat ik dat eens niet hoorde.Het werd wel netjes bij mij bezorgd ondanks mijn tekortkoming om bij de les te zijn.
Toen het feest afgelopen was gingen wij weer het donker in naar de tram die ons weer naar huis toe moest brengen. Maar ik had zoveel te verwerken van wat ik allemaal gezien en gehoord had dat ik het duister niet meer zag. ln de tram moest ik toch maar eens kijken wat er allemaal in dat gekregen pakje zat. Het werd weer heel goed dichtgemaakt dat eronderweg niets uit kon vallen. Het laatste stuk lopend naar huis keek ik naar de sterren die aan de hemel stonden. lk zocht die ster die de herders uit dat verhaal volgden. lk vond die ster niet, maar zou dat kind dan bij ons geboren zijn? Vader had ook een stal met een kribbe, maar hij had geen herberg.
Toen wij thuiswaren ging vader, zoals altijd, s'avonds voor zij naar bed gingen, nog even naar de stallen om de beesten te verzorgen. Hij vertelde mij dat er geen kind in de kribbe lag. Dat was wel een beetje een teleurstelling voor mij. Heb later nog vele kerstvieringen meegemaakt, in de kerk en daarbuiten. Maar geen enkele is mij zo bijgebleven als het allereerste Kerstfeest in mijn leven.

Kees Vinke